ONDERWEG KWAM JEAN-BAPTISTE DE LA SALLE MENSEN TEGEN ... HIJ GING NIET AAN HEN VOORBIJ |
Jean‐Baptiste De La Salle werd geboren te Reims in een welstellende, invloedrijke familie. Hij was de oudste van elf kinderen, maar droomde al vroeg van een mooie kerkelijke carrière. Op zijn zestiende was hij reeds kanunnik van de kathedraal van Reims. Later zou hij priester worden en doctor in de theologie. Het pad leek geëffend voor hem. Ondanks die ambitieuze carrièreplannen, werd hij een man die zich zonder reserve inzette voor de kinderen van armen en ambachtslui en voor hen onderwijs organiseerde. De La Salle schreef deze omstandigheden toe aan datgene wat God voor hem in gedachten had.
Jean‐Baptiste had geen directe lijn met Hierboven. Hij geloofde dat God sprak doorheen de omstandigheden. En die omstandigheden lieten hem niet veel keus, vond hij. Achttien dagen na zijn priesterwijding in 1678, stierf zijn vriend Nicolas Roland, stichter van een congregatie van zusters voor onderwijs aan meisjes. Jean‐Baptiste nam de verantwoordelijkheid over deze gemeenschap van zijn overleden vriend over. Zo raakte hij betrokken bij de organisatie van armenscholen in Reims. Eerst scholen voor meisjes, daarna ook voor jongens. Zijn betrokkenheid bestond voornamelijk uit een ondersteunende en organiserende bijdrage. De La Salle hoopte dat het daarbij zou blijven, zodat hij verder kon bouwen aan een kerkelijke carrière. Daarom dat zijn betrokkenheid zich aanvankelijk beperkte tot ondersteuning op afstand.
In maart 1679 ontmoette De La Salle tijdens een van zijn vele bezoeken aan de zusters Adrien Nyel. Nyel wilde in Reims een school voor armen openen, naar analogie van zijn school in Rouen. Via Mevrouw Maillefer vroeg hij hulp aan Jean-Baptiste om hem in deze stichting te ondersteunen (zie afbeelding). Hij ging op dit verzoek in en zette zic in ter ondersteuning van de oprichting van deze scholen. Aanvankelijk was zijn steun vooral materieel. De omstandigheden duwden hem echter steeds verder in de richting van de armenscholen. Hij maakte zich zorgen over het gebrek aan opleiding van de jonge meesters. Hij bracht hen samen in een huis en bekommerde zich om hun vorming. Toen hun motivatie na enkele jaren begon te slabakken, nam hij ze in zijn eigen huis op, tot verontwaardiging van de burgerij die niet begreep dat hij samen woonde met volk van laag allooi ‐ want zo werd toen over onderwijsmensen gedacht. Daarover schreef hij zelf:
‘Door allerlei omstandigheden begon ik de zorg voor de jongensscholen op mij te nemen. Voorheen dacht ik er helemaal niet aan. Toch had men mij erover gesproken. Heel wat vrienden van Nicolas trachtten mij te overhalen, maar het drong niet tot mij door en
nooit vatte ik het plan op het uit te voeren. Meer nog, had ik mij gerealiseerd dat het liefdadigheidswerk voor de schoolmeesters
waarmee ik begon, voor mij de plicht zou inhouden met hen te gaan samenwonen, dan had ik het laten varen.’
Al deze ontmoetingen - Andrien Nyel, Nicolas Roland, Mevrouw Maillefer, de ontmoetingen met de kinderen van de ambachtslieden en de armen, zijn leerkrachten, ... brachten De La Salle geruisloos van het ene engagement naar het andere. Aanvankelijk nam hij zijn engagementen vanuit een eerder afstandelijke, administratieve verhouding op - zoals het zijn adellijke stand betaamde. Maar door met zijn meesters samen te gaan wonen deelde hij meer en meer in hun leven - met vallen en opstaan zoals je in wegwijzer 2 zal ontdekken. Op die manier werd Jean‐Baptiste geleidelijk en bijna ongewild in beslag genomen door het werk van de scholen.
De grote verdienste van de La Salle is niet geweest dat hij visionair was. Het was nooit zijn plan een eigen congregatie te stichten. Hij heeft zich gewoon door dit werk laten grijpen en is zijn engagement tot in het uiterste trouw gebleven. Zo verliet hij zijn familie om met de meesters te gaan samenleven. Hij deed afstand van zijn kanunnikaat om de onzekere levensvoorwaarden van zijn broeders te delen. Hoe groter de problemen werden, des te groter werd zijn engagement. Toen verscheidene medewerkers hem verlieten en zijn werk in elkaar leek te storten legden hij en enkele getrouwen de gelofte af met het werk van de scholen door te gaan tot ze erbij zouden neervallen. Zo evolueerde de gemeenschap van schoolmeesters door de omstandigheden naar een meer geëngageerde samenlevingsvorm: een congregatie van broeders die zich toelegden op gratis onderwijs voor alle kinderen. Om te verzekeren dat de stichting gericht bleef op haar doel ‐ de opvoeding van de verwaarloosde jeugd ‐ zou niemand onder hen een kerkelijke wijding mogen ontvangen.
Tijdens zijn leven konden de initiatieven van De La Salle aan kerkelijke zijde op weinig bijval rekenen. Maar ook de burgerlijke overheden hadden niet altijd een hoge pet op van zijn sociale bewogenheid. Hij werd van alle kanten tegengewerkt en belasterd. Naar het einde van zijn leven toe werd het zo erg, dat hij naar het zuiden vluchtte om zich in de buurt van Grenoble te vestigen. Jean‐Baptiste betwijfelde of de weg die hij gevolgd had, wel de weg was die God voor hem had weggelegd. Het was slechts na lang aandringen van de broeders, dat hij naar Parijs terugkeerde. Met de kerkelijke overheid kwam het niet meer goed. Hij stierf op Goede Vrijdag, 7 april 1719.
Enkele vragen ter overweging:
Welke ontmoetingen tekenen het verhaal van De La Salle?
Welke houding neemt hij aan?
Wat is er nodig om iemand écht (betrokken) te kunnen ontmoeten?
Welke kwaliteiten in echte ontmoetingen vinden wij in onze scholen belangrijk?
Het verhaal van Jean-Baptiste De La Salle werd door onze Spaanse collega's in beeld gegoten. Wij vertaalden de tekst naar het Nederlands en pasten hem aan aan onze context. Het verhaal kan als Kamishibai-verhaal ontleend worden op de dienst van het VLP of digitaal raadplegen door op de afbeelding van De La Salle hiernaast te klikken. In wegwijzer 1 en 2 vind je bij de subpagina 'vandaag' een uitgewerkt pakket om met kleuters en in de eerste graad van het lager onderwijs aan de slag te gaan en activiteiten om in het derde tot en met het zesde leerjaar aan de slag te gaan. |